Hieronder op deze pagina zijn onder andere de lijsten met praktijkeisen voor de verschillende brevetten te vinden. In het Brevetten en Bevoegdheden Reglement (BBR, bijlage van BVR) vind je alle theorie- en praktijkeisen voor het halen van een brevet. Ook vind je daar de instroomeisen voor het behalen van een bevoegdheid en de verlengingseisen van de verschillende bevoegdheden.

Op de sportpagina is meer te vinden over scheidsrechters. Zie de materiaalpagina voor uitleg over de riggerbevoegdheden. In het Handboek Veiligheid Management Systeem (VMS) van de veiligheidscommissie is meer te lezen over de veiligheidsmanagers (VM) van de paracentra. Op de pagina over tandemspringen vind je meer over de tandembevoegdheid.

Na je basisopleiding ben je gegradueerd (AFF of static line). Nu kun je lekker “vrij” gaan springen. Ook kun je eisen gaan halen, die je nodig hebt voor een brevet. Er zijn vier brevetten (A t/m D). Hoe hoger het brevet, hoe meer vrijheid je hebt als sportparachutist. Zo mag je bijvoorbeeld steeds meer zelf bepalen wat een verstandige kledingkeus is voor een bepaalde sprong. Ook hoef je vanaf een bepaald brevet niet meer driemaandelijks een harnastest uit te laten voeren. Verder heb je voor sommige disciplines een brevet nodig en andersom is voor sommige brevetten enige vaardigheid in een discipline vereist. Ten slotte is voor veel bevoegdheden ook een bepaald brevet vereist.

Iedere instructeur mag het theorie-examen afnemen voor het A- en B-brevet. De instructeur controleert ook je logboek voor de praktijkeisen. Daarna vult de instructeur het aanvraagformulier (zie hieronder) in en stuurt deze op. Zelf verzorg je de betaling (zie ook hieronder). Je brevet wordt vervolgens toegestuurd. Het theorie-examen voor het C-brevet wordt centraal georganiseerd. De brevetten hoef je niet te verlengen, deze zijn geldig zolang je lid bent van de KNVvL. Bewaar je brevet dus goed.

Opleidingen en instructie worden gegeven door parachutisten met een instructiebevoegdheid. Een hulpinstructeur (HI) mag de grondopleiding geven en breveteisen aftekenen. Een jumpmaster AFF (JM-AFF) mag samen met een beginnende parachutist uit het vliegtuig springen om in de vrije val aanwijzingen te geven voor de AFF-opleiding. Een jumpmaster SL (JM-SL) mag static line-leerlingen “droppen”. De verantwoordelijkheid voor het springen en voor de initiële opleidingen op een centrum wordt gedragen door instructeurs (I). Instructeurs mogen ook het theorie-examen afnemen voor het A- en B-brevet.

Instructeurs met een aantal jaar ervaring kunnen examinator (EX) worden, zodat ze hulpinstructeurs en instructeurs kunnen examineren. Het theorie-examen voor het C-brevet wordt ook afgenomen door examinators. Instructeurs met een aantal jaren ervaring als JM-AFF kunnen examinator AFF worden (EA). Zo kunnen ze ook zelf examens afnemen voor de JM-AFF bevoegdheid.

Alle paracentra en andere organisaties, die bij de KNVvL zijn aangesloten, hebben ook een chef instructeur (CI). Deze is verantwoordelijk voor de controle en verlenging van de bevoegdheid van het instructiekader bij een centrum. Ook speelt deze een rol in de aanvraag van bepaalde ontheffingen. De meeste paracentra hebben ook een clubdocent (CD), die parachutisten namens het centrum begeleid om HI, I of JM-SL te worden.

Zoals hierboven vermeld, staan alle instroom- en verlengingseisen in het BBR. Alle taken en bevoegdheden van het instructiekader staan daar ook nog iets uitgebreider opgesomd.

Handboek Sportparachutist 2003

Kijk voor de disciplinegebonden documenten op de pagina over de sportdisciplines.

Voor de theorie- en instroomeisen kijk je in het BBR (bijlage van BVR).

De brevetten en bevoegdheden die nationaal door de KNVvL worden uitgegeven zijn ook internationaal erkend. Reis en spring je veel internationaal, dan kan het handig zijn om naast je KNVvL brevet een internationaal brevet van de Fédération Internationale Aéronautique (FAI) te hebben. Dat is vooral handig in de landen waar niet veel Nederlanders komen. De brevetten van de FAI heten officieel Certificates of Proficiency (COP).

De brevettenstructuur van de KNVvL is afgeleid van de structuur van de FAI. Beide hebben vier brevetten (A, B, C, D) waaraan vergelijkbare praktijkeisen zijn gekoppeld. Een COP wordt alléén verstrekt als je een corresponderend KNVvL brevet hebt of als je aantoonbaar aan de praktische eisen van een COP voldoet. Je kan dus bijvoorbeeld bij de KNVvL een COP C aanvragen als je een buitenlands C-brevet bezit met exact dezelfde (of meer) praktijkeisen. Je kunt echter geen KNVvL C-brevet aanvragen met een niet door de KNVvL uitgegeven COP C. De eisen van een KNVvL C-brevet zijn namelijk zwaarder dan een FAI COP C.

De kosten van een COP zijn afhankelijk van het brevet (zie mijn.knvvl.nl). Als de kosten zijn voldaan en de KNVvL een recente pasfoto heeft ontvangen, dan wordt de COP toegestuurd.

Opleidingskalender

Alle geplande opleidingsdata zijn hier te vinden. Overige opleidingen en examens vinden plaats op aanvraag. Op mobiele apparaten kun je de opleidingskalender het beste apart openen in Google Sheets.